Rob Baan (Koppert Cress): ‘Ik ben mijn vader eeuwig dankbaar’

Rob Baan, ceo van tuinbouwbedrijf Koppert Cress, verkondigt het evangelie van gezond voedsel als ziektebestrijder. De noodzaak daarvan ziet hij binnen zijn eigen familie. Dan moet je net hem hebben, want bij tegenwind wordt Baan juist fanatieker.

 

Een ansichtkaart met het hoofd van Rob Baan, mét karakteristieke rode bril, prijkt in een standaard met kaarten in de ontvangsthal van Koppert Cress in het Westlandse Monster. Verder afbeeldingen van cressen, de eetbare kiemplantjes waarin het bedrijf groot is geworden. Bescheidenheid is in zijn ogen geen deugd, zegt die kaart. Laat maar zien waar je goed in bent, vindt hij. ‘Ik ben als niet-Westlander misschien wel een grotere promotor van de streek dan Westlanders zelf. Die vinden algauw: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Maar dat belemmert de tuinbouw. Wees nou niet zo bescheiden. Dat verwijt ik ze.’

Opvallen doet hij al snel in het Westland. Met die bril, het halflange haar en een overhemd met planten- en bloemenprint. Hij woont niet in het Westland, maar al veertig jaar in Enkhuizen. ‘Ik hou van het landelijke, over de velden uitkijken’, zegt hij over zijn keuze om daar te blijven wonen. De rit met chauffeur levert hem vier uur ‘ongestoorde’ werktijd op. ‘Ik reed eerst zelf. Toen ik een keer in de file voor de Coentunnel stond, bleek die file opgelost toen ik wakker werd. Dat gebeurt me niet nog een keer.’

Forenzen doet hij ook uit zelfbescherming: ‘Als ik in het Westland uit eten zou gaan word ik aangesproken. Ga ik naar de supermarkt, dan doe ik er een halfuur langer over dan in Enkhuizen. Daar kennen ze me ook wel na veertig jaar, maar het blijft verder bij: die doet iets in het Westland. Zolang ik maar geen kapsones krijg. Zo denken Westlanders er overigens ook over.’

Sommigen zullen hem nu wel van kapsones betichten. Baan is voorzitter van de stichting die het Varend Corso organiseert. Dat vindt jaarlijks in de zomer plaats in het Westland en omstreken. Baan wil het corso vervroegen en uitbreiden naar Den Haag om genoeg sponsors en boten bij elkaar te krijgen. Dat doorbreken van de traditie wordt niet overal op prijs gesteld in het Westland. ‘Ik wist dat het moeilijk zou worden, maar ben wel geschrokken van de haatmail die ik krijg, met zelfs doodsbedreigingen. Dat van die hoge bomen en boven het maaiveld geldt ook in het Westland. Maar dat weerhoudt mij er écht niet van.’

Hij is namelijk niet van het snel opgeven. Sterker: bij tegenwind wordt hij fanatieker. Een ‘pitbull die zich vastbijt’ en een ‘olifant in de porseleinkast’, zo wordt hij wel omschreven. ‘Af en toe is dat nodig. Ik wil origineel zijn, omdenken, en heb nooit gedaan wat iedereen wil. Een kwestie van passie en principe.’

Als Baan over zijn bedrijf en het belang van gezond voedsel spreekt, heeft hij wel wat weg van een predikant die de blijde boodschap verkondigt. De oorsprong van zijn fascinatie ligt in zijn jeugd. Of eigenlijk: de jeugd van zijn vader. ‘Die groeide op in de buurt van de Kennemerduinen. Met wat hij daar als kind aan voedsel vond, heeft hij de oorlog overleefd. Later nam hij mij als kind mee op woensdagmiddag de duinen in, om te laten zien wat eetbaar was. Zo is het begonnen. Hij heeft me de liefde voor de natuur bijgebracht, daar ben ik hem eeuwig dankbaar voor.’

 

Een droomvader?

‘Nou, hij was politieagent en dan heb je het als zoon niet altijd makkelijk. In de provotijd had ik bijvoorbeeld al een voorkeur voor lang haar. Tegen dat soort types had mijn vader dan net geknokt als ME’er in Amsterdam. Hij was extreem principieel. Gevoel voor rechtvaardigheid, eerlijkheid en principes: dat heb ik wel van hem meegekregen. Hij was het type politieagent dat ook een dronken burgemeester aanhield. Daardoor kwam hij niet hogerop. Dat vond ik wel stoer, dat je dat durft.’

‘Daarom vond ik het later ook zo gênant dat mijn vader trotser was op mij dan op zijn eigen carrière. Jij hebt het veel verder gebracht, zei hij dan. Dat vond ik heel erg, want ik keek tegen hem op. Dat hij zichzelf dan zo wegcijfert en mij ophemelt…Dat emotioneert me nog steeds.’

Zijn vader, die inmiddels is overleden, heeft maagkanker gehad, een ziekte die in zijn familie meer voorkomt. ‘Maar dat geldt uiteraard voor veel meer families.’ Het is een gevoelig onderwerp waar hij niet graag over praat. Liever schakelt hij van ziekte meteen door naar het belang van gezond eten. ‘Want wat eet de mens van oudsher? Planten en af en toe een stukje vlees of vis. Alles wat je kan vangen zonder een Kalashnikov te gebruiken; geen buffel dus. Daar moet je zoveel mogelijk trouw aan blijven. In kool zit bijvoorbeeld een gifstof die ervoor zorgt dat je lichaam antistoffen aanmaakt. Ofwel: weerstand. Die doden ook kankercellen. Maak jezelf weerbaar.’

Een medewerkster komt de kamer binnen met een gezond hapje in een glas. De keuze is tussen geitenkaas met peer en een champignonmengsel. Dat brengt hem op de lunch in de bedrijfskantine. ‘Medewerkers namen cola en de meest afschuwelijke dingen mee van huis. Dat wilde ik niet. Wij leveren als bedrijf topgastronomie aan beroemde chefs en maken supergezonde groenten, en dan zouden mijn eigen mensen bagger eten? Dus zitten we nu op een lunch van 80 procent plant en 20 procent beest. Gratis, want als ze ervoor moeten betalen willen ze toch patat met een kadaverstaaf. Maar de Belastingdienst ziet dat als een verkapte werknemersvergoeding en geeft mij een boete. Is dat echt in de geest van de wet?’

 

Wilde u zelf geen kok worden?

‘Ik kook al sinds mijn 5de. Het is mijn grootste hobby. Geef mij twintig gasten en een keuken, en ik ben blij. We nodigen regelmatig topkoks uit om hier met cressen te werken. Daarvoor hebben we een Molteni-fornuis van 250.000 euro geïnstalleerd. Maar kok als beroep? Ik moet er niet aan denken om een gerecht 1.000 keer te maken. Dan raak ik verveeld. Routine boeit me niet.’

Voordat hij Koppert Cress kocht werkte hij jarenlang in de zaadindustrie en reisde hij de hele wereld over. ‘Ik denk dat ik zo’n 120 landen heb bezocht. Ik verbleef altijd op het platteland, bij de boeren. Nooit in de stad. Ik háátte de stad. Dertig weken per jaar was ik in het buitenland. Dan word je wel een wereldburger. Terug in Nederland dacht ik: wat een onzin in de krant. Iemand laat een scheet in De Telegraaf en de Tweede Kamer is van de leg. Jongens, doe normaal. Als je in Zuid- én Noord-Korea bent geweest, kun je aardig nuanceren.’

 

U bezocht ook foute landen?

‘Wat zijn foute landen? Alles is relatief. China is een democratie in vergelijking met Noord-Korea. Hoeveel landen hebben onze mate van vrijheid? Ik kan me gewoon goed inleven in andere culturen. Ik hield wel aan mijn principes vast en deed – zie mijn vader – niet mee aan omkoping. Maar ik ga niet zeggen dat een land deugt of niet.’

Voor Koppert Cress gaat hij nog elk jaar op zoek naar nieuwe smaken in het buitenland. Deze zomer was hij in Armenië, in het grensgebied van Iran, Irak en Turkije: ‘De bakermat van onze groentecultuur. In Iran kijken ze wat ze met planten kunnen doen nu ze afgesloten zijn van de toevoer van medicijnen.’ Hij gelooft meer in planten dan in pillen wat dat betreft. Dat was ook de reden om te vertrekken bij het bedrijf waar hij ooit begonnen was. ‘Het werd steeds meer een strijd tussen de planten- en de pillentak. Op pillen kun je patent aanvragen, op planten niet. Zo simpel was het. Ik ben geen fan van farma. Als het nou ergens om geld en marketing gaat, dan is het de farmaceutische industrie.’

 

Voor uw kinderen was u in die tijd de ‘reizende vader’.

Lacht: ‘Ik kwam vaak niet eens toe aan het vlees snijden op zondag. Maar ik kwam wel altijd graag thuis, terwijl ik collega’s op kantoor had die elke dag schoorvoetend naar huis gingen. De kinderen zullen me best hebben gemist, maar ze hebben via mij ook veel meegekregen van de wereld. Ja, als je na veertien dagen thuiskwam en je had een puberende zoon, dan wilde dat wel eens spanning opleveren. Toch even testen wie de langste heeft. Je leert veel feesten missen, en omgaan met eenzaamheid onderweg. Misschien had ik het niet zolang moeten doen, maar ik heb ook genoten van die periode. Het was alleen al geweldig om te zien hoe China veranderde in die tijd.’

De afstand Enkhuizen-Westland is wat dat betreft een verademing. ‘Nu denk ik: hoe hebben mijn vrouw en ik dat voor elkaar gekregen? Ik zie het nu aan mijn kinderen, hoe ingewikkeld zij het maken met twee kleintjes, terwijl wij er vier hadden. Ik heb ook veel bewondering voor hoe mijn vrouw dat heeft gedaan in de tijd dat ik op reis was.’

Drie van zijn kinderen werken in het bedrijf, van wie twee in het managementteam. Dat scheelt, want hij moet het zelf wat rustiger aan doen: zijn vrouw is al lange tijd ziek, zonder dat ze weten wat ze heeft. ‘We gaan door de medische molen heen. Ik wil daar niet te veel over zeggen. Ja, ik wil meer liefde en tijd aan mijn vrouw geven, maar vraag me niet om te stoppen met werken. Daar ben ik nog niet aan toe.’

 

Koningin Máxima op bezoek bij Koppert Cress

Wie is Rob Baan?
Rob Baan werd in 1956 geboren in Haarlem. Na de Hogere Landbouwschool in Dordrecht ging hij in 1979 aan de slag bij Sluis en Groot, een bedrijf in zaadveredeling dat later opging in Sandoz, Novartis en Syngenta. In 2000 begon hij bij Koppert Cress, een bedrijf in microgroenten. Via een management buy-out werd hij in 2002 eigenaar van het bedrijf. Drie jaar geleden won Koppert Cress de Koning Willem I prijs voor duurzaam ondernemerschap.

 

Publicatie: Opinieblad Forum door Peter Scheer.

Foto: Jeroen Poortvliet

Reacties zijn gesloten.